Tot mijn schaamte klaag ik heel veel, maar dan in mijzelf. In mijn hoofd. Of fluisterend, zodat niemand het kan horen. Want ik weet dat ik dankbaar moet zijn dat God mij twee prachtige jongens, Kaan en Berat, heeft gegeven. Zielsveel houden mijn man en ik van onze zoons. Maar af en toe betrap ik mijzelf op de gedachte: “Als Berat er niet was geweest, was het leven waarschijnlijk een stuk makkelijker geweest”’. Berat kan er niets aan doen wie hij is, namelijk een lieve jongen die alleen af en toe zó boos wordt dat niets of niemand de demonen in zijn hoofd kan stoppen. Ik weet dan niet wat ik met hem aan moet. Het geklaag, de foute gedachtes in mijn hoofd, ze komen vooral op die momenten op. Laten mijn moeder en God het maar niet horen….
Mantelzorger, zo noemde Sonja mij. Sonja was de hulpverleenster die mij kwam ondersteunen in het opvoeden van Berat. Ik wilde Sonja’s hulp eerst niet. Ik heb van huis uit meegekregen dat het de plicht van een vrouw is om voor haar gezin te zorgen en ik vond dat het zorgen voor Berat dan ook míjn plicht was, en niet die van Sonja.
MANTEL- zorg. Op zich past de term wel bij mij, maar dan op een iets andere manier. Ik heb een echte moeder- mantel. Kaan en Berat noemen het mijn tover- jas, omdat ik er van alles en nog wat uit kan goochelen. Pleisters, snoepjes en nog veel andere spullen die handig zijn als je kinderen hebt. Toen Berat zeven jaar was kregen wij te horen dat hij autisme had en drie jaar achterloopt in zijn ontwikkeling. Het was een schok, maar ook eindelijk een antwoord op de vraag waarom Berat zo vaak ruzie had, Kaan sloeg, nergens tegen kon en zich tijdens familiefeesten onder het bed verstopte. Naarmate Berat ouder werd, vond ik het steeds moeilijker om voor hem een goede moeder te zijn. En de zakdoekjes in mijn toverjas bleken niet alleen van pas te komen voor de snotneuzen van de kinderen, maar ook voor mijn eigen tranen.
MANTELzorger? Ik deed juist een jasje uit door alle stress! Berat ging naar een andere school en kreeg speltherapie. Ik moest hem overal naar toe brengen. En omdat mijn man werkte, ging ik alleen naar al die afspraken met hulpverleners, leerkrachten en psychiaters. Mijn vrienden en familie zag ik steeds minder. Ik viel af, was uitgeput. Bovendien wilde ik niet dat familie of vriendinnen te weten zouden komen wat er precies met Berat aan de hand was. Ik voelde mij moe, maar ik voelde nog zóveel meer: ik voelde mijn schuldig, boos en eenzaam. Die tranen kwamen steeds vaker.
Mantelzorger, ik ben het denk ik tóch. Ik ben moeder én mantelzorger. En ook nog eens een mantelzorger die tijdelijk uitgeblust was. Ik probeerde echt moedig te zijn en niet te klagen, maar op een gegeven moment had zelfs mijn toverjas niet voldoende zakdoeken meer om mijn tranen te drogen. Toen belde ik Sonja. Ik wist: Als ik mijn plicht wilde vervullen om goed voor mijn gezin te zorgen, moest ik toch eerst goed voor mijzelf zorgen en hulp aanvaarden wanneer het moeilijk is…..