Alleen, zo alleen,
Door bos,
Door berg,
Daar lig ik,
Daar blijf ik,
Zolang ik eenzaam ben.
Alleen, zo alleen,
Dat word ik,
Dat ben ik,
Wat doe ik,
Wat moet ik,
Zolang ik eenzaam ben.
Alleen, zo alleen,
Wie helpt me,
Wie roept me,
Ik huil nu,
Ik schreeuw nu,
Zolang ik eenzaam ben.
Alleen, zo alleen,
Ik weet niet,
Ik spoor niet,
Ik ging niet,
Ik ga niet,
Zolang ik eenzaam ben.
Alleen, zo alleen,
Wat deed ik,
Wie was ik,
Wie hielp me,
Wie riep me,
Voordat ik eenzaam was.
Alleen, zo alleen,
Wat hoor ik,
Wie is dat,
Oh help me!
Oh roep me!
Nu ik niet meer eenzaam ben!
Alleen, zo alleen,
Door bos,
Door berg,
Daar lig je,
Daar blijf je,
Zolang je eenzaam bent.
Alleen, zo alleen,
Dat word je,
Dat ben je,
Wat doe je,
Wat moet je,
Zolang je eenzaam bent.
Alleen, zo alleen,
Wie helpt je,
Wie roept je,
Je huilt nu,
Je schreeuwt nu,
Zolang je eenzaam bent,
Alleen, zo alleen,
Je weet niet,
Je spoort niet,
Je ging niet,
Je gaat niet,
Zolang je eenzaam bent.
Alleen, zo alleen,
Wat hoor je,
Wie is dat,
‘Ik help je!’
‘Ik roep je!’
‘Tot je niet meer eenzaam bent!’.